Calcium


Ook wel bekend als
totaal calcium
Officiële naam
calcium
Verwante testen

Waarom deze test?

Om vast te stellen of de hoeveelheid calcium in het bloed afwijkend is.

Welk materiaal?

Bloed en/of urine

Wat wordt er getest?

De test meet de hoeveelheid calcium in bloed. Calcium in het bloed is voor een deel gebonden aan eiwitten en voor een deel vrij. Er worden daarom twee verschillende calciumtests gebruikt: totale calcium (vrij plus gebonden) en geïoniseerde calcium (vrij).

Er zit ook veel calcium in de botten, maar deze tests zeggen alleen iets over de hoeveelheid calcium in het bloed. In urine wordt de hoeveelheid calcium gemeten dat via de nieren het lichaam verlaat.

De hoeveelheid calcium in het bloed wordt op peil gehouden door het bijschildklierhormoon parathormoon (PTH) en vitamine D. Als het calcium te laag dreigt te worden, neemt de productie van PTH toe, waardoor calcium vrijkomt uit de botten. De nieren gaan vitamine D aanmaken dat er op zijn beurt voor zorgt dat calcium beter wordt opgenomen uit de darmen.

Als het calcium in het bloed te hoog dreigt te worden, wordt de aanmaak van PTH verminderd waardoor een evenwicht ontstaat in aanmaak en behoefte van calcium in bloed.

Hoe wordt het materiaal verkregen?

Bloed: Een buisje bloed wordt afgenomen uit een ader aan de binnenkant van de arm, meestal in de plooi van de elleboog. Om deze ader goed te kunnen zien en voelen wordt een stuwbandje strak om de bovenarm getrokken. In de ader wordt geprikt met een holle naald waardoor het bloed in het buisje wordt gezogen. De naald wordt maar één keer gebruikt en daarna vernietigd.

24-uurs urine: Na het opstaan moet de blaas eerst helemaal leeg worden geplast. Vanaf dat moment wordt alle urine 24 uur lang verzameld in een speciale fles, ook die van de nacht. Na 24 uur moet ook de laatste urine worden opgevangen. Begin- en eindtijd moeten worden genoteerd. Daarna wordt de fles zo snel mogelijk afgeleverd bij het laboratorium. De fles moet steeds in de koelkast worden bewaard. Alle informatie staat in een folder die wordt meegegeven.

Wanneer wordt deze test gedaan?

De dokter vraagt de calciumtest vaak aan als onderdeel van een medische controle om een indruk te krijgen van de algemene gezondheid.

De dokter kan de calciumtest ook aanvragen wanneer klachten wijzen op een te veel of te weinig calcium in het bloed. Klachten die passen bij te veel calcium zijn bijvoorbeeld moeheid, verlies van eetlust, misselijkheid, overgeven, darmverstoppingen, buikpijn, vaak moeten plassen en toegenomen dorst. Klachten die passen bij te weinig calcium zijn onder meer buikkrampen, spierkrampen of tintelende vingers.

De calciumtest kan ook worden gebruikt om aandoeningen op te sporen die gepaard gaan met een verstoorde calciumhuishouding. Patiënten met nierfalen hebben bijvoorbeeld vaak verlaagd calcium in hun bloed. Andere aandoening met de afwijkende calciumwaarden zijn bijvoorbeeld schildklierziektes, darmziektes, kanker en ondervoeding. Als bij iemand borst-, long-, hoofd/nek-, nierkanker of de ziekte van Kahler is vastgesteld, zal ook een calciumtest worden aangevraagd. Bij een tumor in de bijschildklier wordt het hormoon PTH in grote hoeveelheden gemaakt. Bij de diagnose en bij de behandeling hiervan wordt calcium bepaald.

Verder wordt de test gebruikt om te controleren of bij patiënten met een verstoord calciumpatroon behandeling met calciumtabletten of vitamine D effect heeft.

Bij pasgeborenen, vooral die te vroeg geboren zijn of een te laag geboortegewicht hebben, wordt vaak een paar dagen lang de geïoniseerde calciumtest gedaan. Soms is bij deze pasgeborenen de bijschildklier nog niet helemaal rijp waardoor de kans op laag calcium in het bloed groter is dan normaal.

Wat betekent de uitslag?

Als de hoeveelheid calcium normaal is en ook de andere labtesten niet afwijkend zijn, is de calciumhuishouding in orde. De referentiewaarden in bloed voor totaal calcium liggen tussen de 2,10-2,55 mmol/l. De referentiewaarden voor geïoniseerd calcium zijn 1,20-1,30 mmol/l in capillair bloed en 1,15-1,33 mmol/l in veneus bloed.

Verhoogd

Als er te veel calcium in het bloed is, kan dat komen door een verhoogde productie van het bijschildklierhormoon PTH (mogelijk als gevolg van een veelal goedaardige tumor in de bijschildklier). Hierdoor wordt er in de darmen teveel calcium opgenomen en uit te botten teveel calcium vrijgemaakt. Ook als gevolg van uitzaaiing van kanker naar de botten kan het calciumgehalte in het bloed toenemen.

Andere oorzaken voor een verhoogd calcium in bloed zijn:

snel werkende schildklier sarcoïdose tuberculose langdurige immobiliteit niertransplantaat te veel inname van vitamine D tabletten te veel inname van plastabletten

Verlaagd

Een lage hoeveelheid calcium in bloed wordt meestal veroorzaakt door verminderd eiwit in het bloed. Het totale calciumgehalte is dan verlaagd, maar het geïoniseerde calcium is normaal. De calciumhuishouding is dan dus ook niet verstoord. Andere oorzaken voor een verlaagd calciumgehalte in bloed zijn:

verminderde productie van het bijschildklierhormoon PTH langzaamwerkende schildklier ongevoeligheid voor de werking van PTH (erfelijk bepaald) extreem tekort van calcium door ondervoeding tekort aan magnesium te veel fosfaat plotselinge ontsteking van de alvleeskleer (pancreatitis) nierfalen alcoholisme tetanusinfectie (straatvuil)

Nog vragen?

De informatie over deze test komt van deskundigen uit het ziekenhuislaboratorium. Daar worden dagelijks vele honderden testen uitgevoerd. Laboratoriumspecialisten zorgen er voor dat dit op een veilige en juiste manier gebeurt. Zij adviseren de dokter bij afwijkende uitslagen en ingewikkelde problemen.


Heeft u naar aanleiding van deze informatie nog een vraag?
Stel deze dan aan een klinisch chemicus.

Heeft u als KC naar aanleiding van deze informatie nog een aanvulling?
Geef deze dan door aan de webredactie.