Bevolkingsonderzoek

Een bevolkingsonderzoek of screening is een medisch onderzoek bij mensen die geen gezondheidsklachten hebben. Het onderzoek is gericht op het vinden van ziekte, een erfelijke aanleg voor ziekte, of risicofactoren die de kans op ziekte vergroten. Vroege opsporing daarvan levert vaak later gezondheidswinst op. Het meest bekend zijn waarschijnlijk de bevolkingsonderzoeken die de overheid aanbiedt

Er zijn drie onderzoeken waarbij klinisch chemische laboratoria betrokken zijn:

  • Darmkanker
  • Hielprik bij pasgeborenen
  • Prenatale screening

Daarnaast zijn er bevolkingsonderzoeken naar borstkanker en baarmoederhalskanker. Voor meer informatie over deze bevokingsonderzoeken, zie www.bevolkingsonderzoeknederland.nl.

Darmkanker

Medio 2013 startte het bevolkingsonderzoek (bevolkingsscreening) naar darmkanker. Uit een vooronderzoek onder een klein deel van de Nederlandse bevolking (de zogenaamde uitvoeringstoets) bleek dat screening naar darmkanker bij de totale Nederlandse bevolking veel gezondheidswinst oplevert.

Darmkanker is de tweede meest voorkomende vorm van kanker. Ieder jaar overlijden ongeveer 4800 mensen in Nederland aan de gevolgen van deze ziekte. Darmkanker ontstaat meestal uit goedaardige darmpoliepen. Een klein deel van deze darmpoliepen kan op termijn doorgroeien tot kwaadaardige darmtumoren. Deze tumoren kunnen door de darmwand heen groeien en via de lymfeklieren of de bloedbaan uitzaaien naar andere organen. Dit proces gaat al in een vroeg stadium gepaard met bloedverlies via de ontlasting. Veelal is dit bloedverlies zo minimaal, dat de patiënt dit niet of nauwelijks merkt. Hierdoor wordt de kanker veelal laat geconstateerd, waardoor de behandeling vaak te laat start.

Darmkankerscreening is gebaseerd op het vroegtijdig aantonen van bloedverlies met de ontlasting. Zo kan darmkanker in een vroeg stadium worden ontdekt. Hierdoor kunnen voorstadia van darmkanker worden verwijderd en is behandeling beter mogelijk. Het bevolkingsonderzoek naar darmkanker is gericht op mannen en vrouwen van 55 tot en met 75 jaar. Zij krijgen een buisje thuis gestuurd waarin ze ontlasting kunnen doen. Dat buisje sturen ze vervolgens op naar een klinisch chemisch lab voor analyse. Bij een afwijkende uitslag worden zij doorverwezen voor verdere diagnostiek (coloscopie) en zo nodig voor een behandeling.

Hielprikscreening bij pasgeborenen

In de eerste week na de geboorte krijgen ouders het aanbod om bij hun baby een hielprikscreening te laten uitvoeren. Een aantal druppels bloed uit het hieltje van de baby wordt opgevangen op een hielprikkaart. Het bloed op deze kaart wordt in een laboratorium gescreend op een aantal zeldzame erfelijke ziektes. Vroegtijdige opsporing van deze ziekten kan ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het kind voorkomen of beperken. De uitslag van de hielprikscreening is binnen vijf weken bekend. Alle informatie over de hielprikscreening en een informatiefolder voor aanstaande ouders zijn te vinden op de website van het RIVM.

Prenatale screening

Het is mogelijk om tijdens een zwangerschap het ongeboren kind te laten onderzoeken op een aantal afwijkingen en aandoeningen. Dit wordt de prenatale screening genoemd. Aanstaande ouders kunnen kiezen voor een bloedonderzoek naar down-, edwards- en pataussyndroom (via een NIPT: een niet-invasieve prenatale test) en een echo (via een SEO: structureel echoscopisch onderzoek). De prenatale screening heeft als doel om aanstaande ouders die dit willen tijdig te informeren over de eventuele aanwezigheid van één of meer aandoeningen. Meer informatie staat op de website van het RIVM.