Erytropoëtine


Ook wel bekend als
EPO
Officiële naam
erytropoëtine
Verwante testen

Waarom deze test?

Om verschillende soorten bloedarmoede te onderscheiden en om vast te stellen of de gemeten hoeveelheid erytropoëtine overéénkomt met de mate van bloedarmoede.

Welk materiaal?

Bloed

Wat wordt er getest?

Deze test meet de hoeveelheid erytropoëtine in het bloed. Erytropoëtine is een hormoon dat vooral door de nieren wordt geproduceerd. De aanmaak wordt gestimuleerd bij zuurstofgebrek.

Erytropoëtine komt via bloed in het beenmerg terecht, waar het hormoon de voorlopercellen (stamcellen) van rode bloedcellen stimuleert tot de ontwikkeling van ‘volwassen' cellen. De rode bloedcellen bevatten hemoglobine, een eiwit dat het zuurstof in het lichaam transporteert.

Als er te weinig rode bloedcellen worden aangemaakt of als er teveel verloren gaan (door een bloeding of door afbraak (hemolyse)) of als ze afwijkend zijn van vorm, grootte of functie, is er sprake van bloedarmoede.

Bij bloedarmoede neemt het zuurstoftransporterend vermogen van het bloed af. De nieren reageren daarop met aanmaak van erytropoëtine. De hoeveelheid erytropoëtine die vrijkomt, is afhankelijk van ernst van het zuurstof tekort.

Als te veel erytropoëtine wordt aangemaakt, bijvoorbeeld als gevolg van een niertumor of andere tumoren, worden er te veel rode bloedcellen aangemaakt. Dit kan leiden tot een toename van het volume en de stroperigheid (viscositeit) van het bloed met als gevolg een verhoogde bloeddruk (hypertensie).

Hoe wordt het materiaal verkregen?

Een buisje bloed wordt afgenomen uit een ader aan de binnenkant van de arm, meestal in de plooi van de elleboog. Om deze ader goed te kunnen zien en voelen wordt een stuwbandje strak om de bovenarm getrokken. In de ader wordt geprikt met een holle naald waardoor het bloed in het buisje wordt gezogen. De naald wordt maar één keer gebruikt en daarna vernietigd.

Wanneer wordt deze test gedaan?

Erytropoëtine wordt aangevraagd in geval van bloedarmoede, maar pas nadat andere mogelijke oorzaken zijn uitgesloten zoals ijzertekort, gebrek aan vitamine B12 of foliumzuur, hemolyse of bloedverlies.

Ook wordt de bepaling wel aangevraagd om te controleren of de hoeveelheid erytropoëtine past bij de ernst van de bloedarmoede.

Met de erytropoëtine test kan de dokter onderscheid maken tussen twee verklaringen voor de bloedarmoede: problemen met beenmergfunctie, waardoor de productie van rode bloedcellen niet goed functioneert, of problemen met nierfunctie, waardoor te weinig erytropoëtine wordt aangemaakt.

Bij patiënten met een voortdurende (chronisch) nierziekte wordt de test met regelmaat aangevraagd om te onderzoeken of de nieren nog in staat zijn om voldoende erytropoëtine aan te maken.

In enkele gevallen wordt de test aangevraagd om vast te stellen of een teveel aan erytropoëtine de oorzaak is van een te groot aantal rode bloedcellen.

Wat betekent de uitslag?

Bij gezonde mensen is het de hoeveelheid erytropoëtine in het bloed ongeveer 5 tot 20 U/l, maar dit is enigszins afhankelijk van de door het laboratorium gebruikte test.

Verhoogd: Als bij een patiënt met bloedarmoede de hoeveelheid erytropoëtine verhoogd is en er worden niet voldoende nieuwe rode bloedcellen aangemaakt, is het waarschijnlijk dat de bloedarmoede wordt veroorzaakt door een afname van de beenmergfunctie. Als bij een patient erytropoëtine verhoogd is én het aantal rode bloedcellen is te hoog, maakt het lichaam waarschijnlijk te veel erytropoëtine aan.

Verlaagd of normaal: Als bij een patiënt met bloedarmoede de hoeveelheid erytropoëtine normaal of verlaagd is, lijkt de oorzaak van de bloedarmoede bij de nieren te liggen, die te weinig erytropoëtine aanmaken.

Nog vragen?

De informatie over deze test komt van deskundigen uit het ziekenhuislaboratorium. Daar worden dagelijks vele honderden testen uitgevoerd. Laboratoriumspecialisten zorgen er voor dat dit op een veilige en juiste manier gebeurt. Zij adviseren de dokter bij afwijkende uitslagen en ingewikkelde problemen.


Heeft u naar aanleiding van deze informatie nog een vraag?
Stel deze dan aan een klinisch chemicus.

Heeft u als KC naar aanleiding van deze informatie nog een aanvulling?
Geef deze dan door aan de webredactie.