Osmolaliteit


Ook wel bekend als
osmotische activiteit
Officiële naam
osmolaliteit
Verwante testen

Waarom deze test?

Om de water- en elektrolytenbalans te controleren. Afwijkingen kunnen worden veroorzaakt door te veel of te weinig urineproductie, diarree of ophoping van giftige stoffen.

Welk materiaal?

Bloed, urine of ontlasting

Wat wordt er getest?

De test meet de hoeveelheid natrium, kalium, glucose en ureum. Dit zijn de belangrijkste stoffen die bijdragen aan het water- en elektrolytenevenwicht. Bij te veel of te weinig van deze stoffen wordt een afwijkende osmolaliteit gemeten. Wanneer de osmolaliteit niet binnen de normale waarden ligt, zorgen meerdere systemen in het lichaam ervoor dat dit evenwicht weer wordt hersteld.

Behalve door afwijkende hoeveelheden kalium, natrium, glucose of ureum, kan de osmolaliteit ook veranderen wanneer er giftige stoffen in het bloed aanwezig zijn zoals alcohol, antivries en aceton.

Osmolaliteit kan gemeten en berekend worden. Wanneer er giftige stoffen in het lichaam zijn, ontstaat er een verschil tussen de berekende en gemeten osmolaliteit. Dit wordt de osmotische gap genoemd.

Hoe wordt het materiaal verkregen?

Bloed

Een buisje bloed wordt afgenomen uit een ader aan de binnenkant van de arm, meestal in de plooi van de elleboog. Om deze ader goed te kunnen zien en voelen wordt een stuwbandje strak om de bovenarm getrokken. In de ader wordt geprikt met een holle naald waardoor het bloed in het buisje wordt gezogen. De naald wordt maar één keer gebruikt en daarna vernietigd.

Urine

Een beetje plas wordt opgevangen in een schoon potje. Dat kan het beste meteen na het opstaan. De urine is dan het meest geconcentreerd en afwijkingen worden daarin sneller opgespoord. Wel eerst wassen, zodat er geen bacteriën of huidcellen in terecht komen. Het beste monster wordt verkregen door eerst een beetje uit te plassen in de wc en dan wat op te vangen in het potje. De rest kan gewoon weer in de wc. Binnen twee uur moet het potje naar het laboratorium worden gebracht. Anders in de koelkast bewaren.

24-uurs urine

Na het opstaan moet de blaas eerst helemaal leeg worden geplast. Vanaf dat moment wordt alle urine 24 uur lang verzameld in een speciale fles, ook die van de nacht. Na 24 uur moet ook de laatste urine worden opgevangen. Begin- en eindtijd moeten worden genoteerd. Daarna wordt de fles zo snel mogelijk afgeleverd bij het laboratorium. De fles moet steeds in de koelkast worden bewaard. Alle informatie staat in een folder die wordt meegegeven.

Ontlasting

Afhankelijk van de test wordt van één of meer dagen poep (ontlasting, feces) verzameld in speciale potjes. In het deksel zit een schepje waardoor de handen schoon blijven. Het kan zijn dat een aantal dagen van te voren sommige dingen niet gegeten mogen worden, zoals vlees en rauwe groenten. Ook een aantal soorten pijnstillers mag dan niet gebruikt worden. Alle verdere informatie wordt van te voren meegegeven.

Wanneer wordt deze test gedaan?

De dokter vraagt een osmolaliteitbepaling voor patiënten met klachten die te maken kunnen hebben met een verstoorde water- en elektrolytenbalans zoals dorst, verwarring, misselijkheid, hoofdpijn, traagheid, aanvallen of coma. De osmolaliteittest kan aanwijzingen geven of er sprake is van bijvoorbeeld een laag natriumgehalte of de aanwezigheid van giftige stoffen in het bloed.

Een urine-osmolaliteit wordt vaak samen met een bloedosmolaliteit aangevraagd om naar het waterevenwicht in het lichaam te kijken. Meestal worden deze beide testen aangevraagd wanneer de dokter diabetes insipidus vermoedt, een aandoening waarbij de patiënt heel veel water verliest via de urine.

De dokter vraagt een bepaling van de osmolaliteit in ontlasting aan wanneer hij vermoedt dat de patiënt diarree heeft als gevolg van de aanwezigheid van bepaalde stoffen in de darmen.

Verder vraagt de dokter de test aan wanneer de patiënt behandeld wordt met mannitol voor een afwijkende osmolaliteit. Aan de hand van het verloop van de osmolaliteitwaarde kan het effect van de behandeling worden gevolgd. Als door de behandeling de osmolaliteit, osmotische gap en de natriumwaarde terugkeren tot normaal, is er sprake van een effectieve therapie.

Wat betekent de uitslag?

Osmolaliteit is een variërende waarde doordat het lichaam constant reageert op verandering in het waterevenwicht. De uitslagen van bloed- en urine-osmolaliteit moeten bekeken worden samen met de klinische omstandigheden en andere testuitslagen. Uitslagen van osmolaliteit geven geen diagnose, maar ze geven de richting aan waarin de arts moet zoeken naar de oorzaak van de aandoening.

Referentiewaarden:

Serum 275-300 mOsmol/kg

Urine 800-900 mOsmol/kg na dorsten

Verhoogd: Bloedosmolaliteit kan verhoogd zijn bij: uitdroging, diabetes insipidus, te hoge glucose, te hoog natrium, aanwezigheid van gifstoffen in het bloed (bijvoorbeeld alcohol, antivries en aceton), nierschade, mannitol behandeling, shock. In het algemeen geldt bij een verhoogde bloed-osmolaliteit dat er een tekort is aan water of dat er te veel stoffen opgelost zijn in het bloed. Als bij deze verhoogde uitslag ook een verhoogde osmotische gap wordt gevonden, is het mogelijk dat bij de patiënt een giftige stof aanwezig is in het bloed.

Verlaagd: Bloedosmolaliteit kan verlaagd zijn bij: te veel aan water in de bloedbaan, te weinig natrium of een te hoge aanmaak van antidiuretisch hormoon (ADH) dat een belangrijke rol speel in de waterhuishouding van het lichaam.

Nog vragen?

De informatie over deze test komt van deskundigen uit het ziekenhuislaboratorium. Daar worden dagelijks vele honderden testen uitgevoerd. Laboratoriumspecialisten zorgen er voor dat dit op een veilige en juiste manier gebeurt. Zij adviseren de dokter bij afwijkende uitslagen en ingewikkelde problemen.


Heeft u naar aanleiding van deze informatie nog een vraag?
Stel deze dan aan een klinisch chemicus.

Heeft u als KC naar aanleiding van deze informatie nog een aanvulling?
Geef deze dan door aan de webredactie.