FSH


Ook wel bekend als
follikel stimulerend hormoon
Officiële naam
FSH
Verwante testen

Waarom deze test?

De test wordt gebruikt voor onderzoek bij vruchtbaarheidsproblemen, bij te vroege of te late ontwikkeling van de puberteit, bij het vaststellen van de menopauze en bij het vaststellen van bepaalde tumoren.

Welk materiaal?

Bloed en soms urine.

Wat wordt er getest?

De test meet de hoeveelheid FSH in het bloed. FSH (follikel stimulerend hormoon) wordt gemaakt in de hypofyse, een belangrijk orgaan in de hersenen voor de hormoonproductie. Aanmaak en werking van FSH en LH (luteïniserend hormoon) hangen nauw met elkaar samen.

Bij vrouwen spelen beide hormonen een belangrijke rol bij de groei en rijping van follikels, met daarin de eicellen, tijdens de eerste twee weken van de menstruele cyclus (de follikulaire fase). In deze fase stimuleert FSH samen met LH de aanmaak van het vrouwelijke geslachtshormoon, oestradiol. Na de eisprong in de zogenaamde luteale fase zorgt LH samen met FSH voor de aanmaak van progesteron. Dat zorgt uiteindelijk weer voor een remming van de aanmaak van LH en FSH, zodat aan het begin van de menstruatie alle hormonen weer in een lage concentratie aanwezig zijn. Bij zwangerschap neemt het zwangerschapshormoon hCG de stimulatie van progesteronproductie over. Progesteron is nodig voor de innesteling van de bevruchte eicel. Tijdens de overgang (menopause) neemt de werking van de eierstokken af en stijgt de hoeveelheid FSH in het bloed.

Bij mannen stimuleert FSH de aanmaak en rijping van zaadcellen. Samen met LH stimuleert het ook de aanmaak van het mannelijke geslachtshormoon testosteron. FSH is in mannen vanaf de puberteit betrekkelijk constant.

Bij kinderen stijgt het FSH snel na de geboorte en daalt dan vervolgens tot vrijwel onmeetbare hoeveelheden (na 6 maanden bij jongens en na 1 tot 2 jaar bij meisjes). Rond de leeftijd van 6 tot 8 jaar, voorafgaand aan het begin van puberteit, stijgt het FSH weer.

Hoe wordt het materiaal verkregen?

Een buisje bloed wordt afgenomen uit een ader aan de binnenkant van de arm, meestal in de plooi van de elleboog. Om deze ader goed te kunnen zien en voelen wordt een stuwbandje strak om de bovenarm getrokken. In de ader wordt geprikt met een holle naald waardoor het bloed in het buisje wordt gezogen. De naald wordt maar één keer gebruikt en daarna vernietigd.

Wanneer wordt deze test gedaan?

De dokter laat een FSH test doen, meestal samen met LH, oestradiol, progesteron en testosteron, om de oorzaak van onvruchtbaarheid te onderzoeken bij zowel mannen als vrouwen. Bij kinderen worden deze hormonen gemeten om de oorzaken van een te vroege of te late puberteit te onderzoeken. Het meten van FSH is ook zinvol bij onderzoek naar oorzaken van een onregelmatige menstruatie en bij aanwijzingen voor een niet goed werkende hypofyse.Hoewel vrouwen na de overgang hogere FSH waarden hebben dan voor de overgang kan met deze test niet worden voorspeld wanneer een vrouw in de overgang is/zal komen. Een hoge FSH waarde bij een vrouw die meer dan 1 jaar geen menstruatie heeft gehad is wel passend voor een doorgemaakte overgang.

Wat betekent de uitslag?

De gemeten waarden zijn afhankelijk van de testmethode. Daarom variëren deze referentiewaarden van laboratorium tot laboratorium. De referentiewaarden in de tabel geven een idee van de hoogte die verwacht kan worden.

Gemiddelde referentiewaarden FSH voor mannen LeeftijdFSH 0-6 maanden < 1,0-3,0 U/l 7 maanden tot start puberteit < 1,0-1,9 U/l vroege tot late puberteit < 1,0-7 U/l volwassen 2,0-10 U/l Gemiddelde referentiewaarden FSH voor vrouwen LeeftijdFSH 0-6 maanden < 1,0-24 U/l 7 maanden tot start puberteit 3,0-10 U/l vroege tot late puberteit < 1,0-8 U/l volwassen, voor en na eisprong 1,0-8 U/l volwassen, rondom eisprong 3,0-15 U/l volwassen, postmenopauzaal (na de overgang) 30-150 U/l

Verhoogd: Bij ongewenste kinderloosheid kunnen te hoge FSH en LH waarden wijzen op niet goed functionerende eierstokken of zaadballen. Afwijkingen kunnen worden veroorzaakt door eerder doorgemaakte ziekten (bijvoorbeeld bof), chemotherapie of bestraling, tumoren, niet (volledig) indalen van de zaadballen in de jeugd, vroegtijdige menopauze en aangeboren afwijkingen (o.a. syndroom van Klinefelter bij mannen, syndroom van Turner bij vrouwen).

Verlaagd: Te lage waarden kunnen wijzen op een slecht werkende hypofyse. Oorzaken kunnen zijn: ernstig ondergewicht en anorexia en tumoren in de hypofyse of hypothalamus.

Nog vragen?

De informatie over deze test komt van deskundigen uit het ziekenhuislaboratorium. Daar worden dagelijks vele honderden testen uitgevoerd. Laboratoriumspecialisten zorgen er voor dat dit op een veilige en juiste manier gebeurt. Zij adviseren de dokter bij afwijkende uitslagen en ingewikkelde problemen.


Heeft u naar aanleiding van deze informatie nog een vraag?
Stel deze dan aan een klinisch chemicus.

Heeft u als KC naar aanleiding van deze informatie nog een aanvulling?
Geef deze dan door aan de webredactie.