Voorbeelden van zelftesten

Glucosetest bij diabetes mellitus

Bij mensen met diabetes kan er te veel of te weinig glucose (bloedsuiker) in het bloed zitten. Met de glucosemonitoringtest kan deze hoeveelheid aan de hand van bloed uit een vingerprik gecontroleerd worden. Deze test wordt in principe uitgevoerd in overleg met de behandelaar, die duidelijke instructies geeft over een goede manier om de test uit te voeren.

PT-INR test bij gebruik van bloedverdunners

Als iemand bloedverdunners gebruikt om trombose te voorkomen, voert de trombosedienst in principe de controletest (de PT-INR waarde) uit om de stolling van het bloed te controleren. Dit is nodig om de juiste dosering van de bloedverdunners vast te stellen.

In overleg met de behandelaar is het ook mogelijk om zelf de PT-INR te meten met een zelftest. Dit is met name geschikt voor mensen die minder afhankelijk van de trombosedienst willen zijn en die bepaalde types bloedverdunners gebruiken. De dosering van het medicijn kan na de test vastgesteld worden, al dan niet in overleg met de trombosedienst. De patiënt blijft wel altijd onder controle bij een trombosedienst, die patiënten ook ‘opleidt’ in het uitvoeren van de zelftest.

Cholesterol

Te veel slecht cholesterol (LDL-cholesterol) in het bloed geeft een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Met een zelftest voor cholesterol wordt vaak de totale hoeveelheid cholesterol in het bloed gemeten en geen onderscheid gemaakt tussen het slechte LDL-cholesterol en het goede HDL-cholesterol. Bovendien is het belangrijk om te weten of er ook andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten in het spel zijn, zoals roken of een hoge bloeddruk. Bij alleen een te hoge totale cholesterolwaarde en geen andere risicofactoren, hoeft er waarschijnlijk niet veel te gebeuren. Maar de interpretatie van deze zelftest is lastig; in dit kader is overleg met de huisarts verstandiger dan zelftesten.